Batterij maatregelen voor Nederlandstalig onderwijs in Brussel, met sterke klemtoon op ouderbetrokkenheid en maatwerk inzake taal
Persmededeling Kabinet Vlaams minister van Onderwijs en Vorming
datum: 23 januari 2008
Vanaf het schooljaar 2009-2010 zal het schoolreglement in alle scholen in
Vlaanderen, en met name ook in de Nederlandstalige scholen in Brussel, een
instrument worden van wederzijdse betrokkenheid: het wederzijdse engagement en
de wederzijdse verwachtingen zullen overal duidelijk in het schoolreglement
moeten staan. Daarmee wordt de idee van een “engagementsverklaring” van ouders,
voorgesteld tijdens de Brusselse Rondetafelconferentie, geconcretiseerd. In het
schoolreglement kunnen bijvoorbeeld afspraken staan over het regelmatig naar
school sturen van de kinderen, over aanwezigheid op oudercontacten, medewerking
aan begeleiding… Vanaf 2010-2011 kunnen kinderen pas ingeschreven worden in een
Nederlandstalige lagere school, als ze ook één jaar Nederlandstalig
kleuteronderwijs gevolgd hebben, of – bij wijze van uitzondering – als ze er
blijk van geven in voldoende mate Nederlands te spreken.
Vlaams onderwijsminister Vandenbroucke neemt deze twee maatregelen voor heel
Vlaanderen, op basis van de suggesties van de Brusselse onderwijsconferentie,
die hij samen met Brussels onderwijsminister Vanhengel georganiseerd heeft. Hun
gezamenlijke conceptnota voorziet ook in de invoering van een premie voor
leerkrachten die al enkele jaren in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel
werken. Dat voorstel moet wel nog met de vakbonden besproken worden. Een orde
van grootte van dergelijke premie zou ca. 1000 euro kunnen zijn, maar over het
concrete uitzicht is nog geen beslissing genomen.
In het voorjaar van 2007 verzamelden Vandenbroucke en Vanhengel een grote groep
onderwijsverantwoordelijken uit Brussel voor een Ronde Tafel over specifieke
problemen waar het Nederlandstalig onderwijs in Brussel mee worstelt. Deze ronde
tafel leverde in juli 2007 een eindrapport af met een batterij aan
beleidssuggesties. De ministers beloofden toen om na te gaan of en hoe deze
suggesties in beleid omgezet konden worden. Dat onderzoek is intussen afgerond
en resulteert in een conceptnota met heel concrete beleidsplannen. Drie
maatregelen springen daarbij in het oog. Twee ervan zullen ook gelden voor
scholen op Vlaams grondgebied.
Ten eerste wil minister Vandenbroucke dat alle Nederlandstalige scholen in
Vlaanderen en Brussel vanaf 2009-2010 in het schoolreglement duidelijk zijn over
het engagement dat zij van ouders verwachten, en natuurlijk ook over het
engagement van de school t.a.v. de ouders. De scholen zullen zich daarvoor
kunnen inspireren op een model dat grondig overlegd zal worden met de
onderwijswereld (en in Brussel in het bijzonder met de beide LOP’s). Dat model
kan bijvoorbeeld afspraken bevatten over oudercontacten, de medewerking van
ouders aan op tijd komen en spijbelacties en leerlingenbegeleiding. Natuurlijk
moet er ook duidelijkheid zijn over de engagementen van de school, bv. over
regelmatige communicatie aan de ouders over de vorderingen van hun kind en over
de activiteiten op school. Ouders hebben in de school een warm welkom nodig.
De suggestie van de Ronde Tafel om dergelijke engagementsverklaring afdwingbaar
te maken via administratieve boetes, volgt de minister niet. Hij heeft een
aantal praktische bezwaren, maar vooral, hij vreest dat boetes niet bijdragen
tot de open sfeer en het vertrouwen dat nodig is tussen school en ouders. Dit
neemt niet weg dat de engagementsverklaring die op deze wijze deel zal uitmaken
van het schoolreglement, wel degelijk een ernstig te nemen verbintenis is. Door
de integratie van deze engagementen in het schoolreglement, krijgt dergelijke
“engagementsverklaring” dezelfde afdwingbaarheid als de rest van de bepalingen
in het reglement.
Vanaf 2010-2011 zal een kind ook pas ingeschreven kunnen worden in het eerste
leerjaar van het Nederlandstalig onderwijs als het al een jaar in een
Nederlandstalige kleuterklas gevolgd heeft. Kinderen die geen kleuteronderwijs
gevolgd hebben, starten immers met een grote achterstand in het eerste leerjaar.
Zeker als ze de niet vertrouwd zijn met de onderwijstaal. De verplichting, die
decretaal ingevoerd wordt, moet ervoor zorgen dat meer kinderen schoolse
ervaring opdoen voor ze starten in het lager onderwijs. Vermits ouders soms niet
in de mogelijkheid zijn om deze verplichting waar te maken (bv. wanneer ze net
terugkomen uit het buitenland) is wel een uitzondering mogelijk. Ouders die een
kleuter willen laten starten zonder voorbereiding in een Nederlandstalige
kleuterschool, zullen het kind een taaltoets moeten laten afleggen.
Een derde opvallende maatregel is de invoering van een jaarlijkse premie voor
leerkrachten die al een drietal jaren werken in het Nederlandstalig onderwijs in
Brussel. Minister Vandenbroucke trekt hiervoor een jaarlijks budget van 3
miljoen euro uit, wat – bij wijze van illustratie – een gemiddeld bedrag van ca.
1000 euro bruto per jaar mogelijk maakt. Met deze premie willen de ministers het
aantrekkelijker maken om in Brussel les te geven. Vandaag starten veel jonge
leerkrachten, die in Vlaanderen wonen, in Brussel, maar ze haken af zodra ze een
betrekking dichter bij huis gevonden hebben. Hierdoor zijn er constant
leerkrachten tekort en bovendien kampen de scholen met een gebrek aan
continuïteit en expertise. De ministers zijn het wel eens dat de premie alleen
wellicht onvoldoende is om voldoende leerkrachten te overhalen. Ze gaan daarom
na of er ook maatregelen genomen kunnen worden op het vlak van de, mobiliteit,
kinderopvang … voor de betrokken leerkrachten. De maatregel moet wel nog
besproken worden met de vakbonden.
Een belangrijke nieuwe onderwijskundige maatregel houdt verband met de overgang
van taalzwakke leerlingen van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs.
Vermits deze overgang vandaag als zeer problematisch wordt aangevoeld, willen we
op beide niveaus een beleid ontwikkelen dat garanties moet bieden op een
naadloze en sterke overgang. Hiertoe zullen in het basisonderwijs maatregelen
worden genomen die enerzijds toelaten van bij het begin van de derde graad
tussen leerlingen sterk te differentiëren op basis van hun talige competenties
en anderzijds beter de individuele toestand en het taalniveau van de leerling
registreren. Op basis daarvan kan een individueel dossier worden samengesteld,
waarmee een kind ook op een "warme" manier wordt overgedragen van basisschool
naar secundaire school. In de eerste graad van het secundair onderwijs moet dit
leiden tot een traject van taalremediëring dat beter op de noden van de leerling
is afgestemd.
De Vlaamse Gemeenschapscommissie zal, in samenspraak met de Vlaamse Gemeenschap,
nog dit jaar een Brussels Onderwijscentrum oprichten, waarin alle pedagogische
ondersteuning voor directies, leerkrachten en ouders uit het Nederlandstalig
onderwijs in Brussel samen worden ondergebracht. Bedoeling is de schotten op te
heffen tussen de onderwijspartners Taalvaart, Nascholingscentrum,
Leermiddelencentrum, Schoolopbouwwerk en Voorrangsbeleid Brussel en ze te
integreren in één structuur en in één model. Voorlopig zullen ze focussen op het
basisonderwijs. Later buigen ze zich over de eerste graad van het secundair
onderwijs.
Minister Vanhengel heeft de VGC-administratie ook een analyse laten maken van
het capaciteitsprobleem in de Brusselse basisscholen. Door het succes van het
Nederlandstalig onderwijs bij Frans- en anderstaligen zitten sommige scholen
immers barstensvol. De resultaten van dit onderzoek worden verwacht in het
najaar van 2008.
Verder werkt de VGC een masterplan voor het secundair onderwijs uit, waarbij
onder meer het aanbod van secundaire scholen in kaart wordt gebracht om
overlappingen tegen te gaan en leemtes in te vullen. Nu beconcurreren de scholen
vaak mekaar rond dezelfde studierichtingen terwijl andere studierichtingen rond
knelpuntberoepen (bv. in de zorgsector) niet beschikbaar zijn.
En tot slot vraagt minister Vanhengel meer aandacht voor het Nederlands buiten
de school(m)uren vormt. Veel leerlingen komen alleen in contact met het
Nederlands in de school. Samen met zijn Brusselse collega's in het college van
de VGC wil hij vrijetijdsinitiatieven versterken (zoals speelpleinen, sport,
bibliotheken, welzijn, enz,). Vanuit de expertise die het onderwijs heeft
opgebouwd, zouden zij kinderen kunnen helpen om buiten de schoolmuren hun
schoolse kennis van het Nederlands te verbreden.
Conceptnota op basis van de voorstellen van de rondetafelconferentie Brussel (pdf, 36p, 376kB)
Inhoud:
- De leerkansen van jongeren in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel verhogen
- Sterk voor Nederlands, ook in Brussel (cfr. Talenbeleidsnota)
- Het beleidsvoerend vermogen van de Brusselse scholen versterken