Het kader voor het huidige curriculum in het dko bestaat uit basiscompetenties (eerste drie graden) , beroepskwalificaties en specifieke eindtermen (vierde graad). Ze worden afgekort tot BC (basiscompetentie) en BK (beroepskwalificatie) en SPET (specifieke eindtermen).
De BC’s en BK’s zijn competentiegericht. ‘Competentiegericht’ betekent dat de onderliggende kennis, vaardigheden en attitudes geïntegreerd aan bod komen. Er worden dus geen geïsoleerde kennis of vaardigheden nagestreefd.
6 kerncompetenties
De basiscompetenties zijn geordend op basis van de zes kerncompetenties uit het studieprofiel kunstonderwijs:
- Individuele gedrevenheid tonen: de leerling vertrouwt op de eigen expressiemogelijkheden en wil zijn creatieve resultaten tonen.
- Creëren en (drang tot) innoveren: de leerling komt actief en uit zichzelf met artistieke vormgevingen, benaderingen en inzichten.
- Vakdeskundigheid inzetten: de leerling zet verworven kunstvormspecifieke kwaliteiten in bij het gebruik van een artistieke uitdrukkingsvorm.
- Onderzoeken: de leerling analyseert een proces en een product en reflecteert en communiceert erover.
- Relaties bouwen en samenwerken: de leerling kan eigen talent en deskundigheid ten dienste stellen van het gemeenschappelijk artistiek doel of project.
- Presenteren: de leerling toont een proces en/of een product aan een publiek.
De 6 kerncompetenties vormen de rode draad doorheen de basiscompetenties. Elke competentie groeit tijdens de eerste 3 graden van het dko.
- Zo zal de kerncompetentie ‘individuele gedrevenheid tonen’ zich in de 1ste graad manifesteren als 'de leerling uit een persoonlijke voorkeur'.
- In de 2de graad wordt dat “de leerling stelt realistische doelen die verband houden met de persoonlijke voorkeur”.
- In de 3de graad zal de leerling 'zich ambitieuze, maar realistische doelen stellen die verband houden met de persoonlijke voorkeur'.
Door de indeling van de 6 kerncompetenties te volgen, is ook de horizontale samenhang tussen de verschillende artistieke domeinen goed zichtbaar.
Basiscompetenties
In de eerste, tweede en derde graad wordt gewerkt met basiscompetenties (BC’s). Ze gelden voor het geheel van de opleiding, niet voor één vak of atelier.
Beroepskwalificaties
Academies reiken voortaan gevalideerde beroepskwalificaties (BKà uit. Een BK is een afgerond en ingeschaald geheel van maatschappelijk relevante competenties (zoals samenwerken, functioneren binnen een groep, leidinggeven) en artistieke competenties (zoals een eigen artistieke praktijk ontwikkelen, aan audities deelnemen, reflecteren over eigen artistieke prestaties). De beroepskwalificaties bevatten een heldere opsomming van alle competenties die leerlingen Oop het einde van hun leertraject in het dko moeten leerlingen al die competenties verworven hebben. Beroepskwalificaties worden ontwikkeld door de vertegenwoordigers van de amateurkunstenorganisaties of de beroepsfederaties van creatieve beroepen en en ambachten. maken de relatie tussen Ze verbinden het dko en met de amateurkunstensector, waar het grootste deel van de afgestudeerde leerlingen naartoe stroomtgaat al zijn er ook leerlingen die op de arbeidsmarkt terecht komen, transparant en helder.
De 9 landelijke amateurkunstenorganisaties die onder de koepel van het Forum voor Amateurkunsten werken, hebben een beroepenstructuur voor het socio-culturele veld ontwikkeld, met daarin verschillende beroepskwalificaties.
Enkele beroepskwalificaties hebben een arbeidsmarktgerichte finaliteit. Zo heeft de beroepsfederatie van de stadsbeiaardiers de beroepskwalificatie beiaardier ontwikkeld.
Specifieke eindtermen
Leerlingen van de 4e graad dko die zich willen voorbereiden op hoger kunstonderwijs moeten net als de leerlingen in de doorstroomfinaliteit van het kso de specifieke eindtermen van de 3e graad van het wetenschapsdomein ‘kunst en cultuur’ verwerven. Naast artistieke expressie staat kunstbeschouwing centraal in dat doelenkader, zodat leerlingen hun artistiek referentiekader vergroten en meer conceptuele kennis opdoen.
De specifieke eindtermen van het onderdeel artistieke expressie zijn ontwikkeld vanuit de zes kerncompetenties van het studieprofiel kunstonderwijs waardoor ze aansluiten op de basiscompetenties van de 1e, 2e en 3e graad.