Voor elke leerling dezelfde les, hetzelfde stuk en dezelfde aanpak. Die eenheidsworst is verleden tijd. Het nieuwe decreet geeft volop kansen tot differentiëren. Maar hoe doe je dat in het dko? Hans De Volder, directeur van de Kunstacademie van Beveren, pingpongt erover met onderwijskundige Katrien Struyven (UHasselt, VUB).
Door Veerle Vanbuel
Differentiëren is pro-actief, planmatig en positief omgaan met verschillen tussen leerlingen met als doel maximaal leren te realiseren. Met een duidelijke definitie praat iedereen in het volgende gesprek over hetzelfde. Handig. “Het pro-actieve betekent dat je al rekening houdt met verschillen nog voor ze problemen genereren,” verduidelijkt onderwijskundige Katrien Struyven. “Het positieve houdt in dat je verschillen als een meerwaarde omarmt. Het is dus niet de bedoeling om ze op te lossen of weg te nemen. Met planmatig bedoelen we dat je er bewust mee omgaat en je ook op die manier je lessen plant en organiseert.”
Katrien Struyven wijst er meteen op dat differentiëren niet alleen over sterke en zwakke leerlingen gaat. Je kan verschillen tussen leerlingen in drie categorieën onderbrengen. “Er is het verschil in interesses, in de manier van leren en in leerstatus. Met dat laatste bedoelen we de voorkennis en kunde, het niveau waarop de leerling zich bevindt. Dat zorgt ervoor dat inhouden als moeilijk of gemakkelijk(er) ervaren worden . Interesses gaan over dat wat de aandacht van leerlingen trekt. De manier van leren houdt de voorkeuren in aanpak en leeromgeving in. Ook andere verschillen, zoals gender of culturele achtergrond tonen zich via een van deze drie categorieën.”
Dat leraren in het dko tot voor kort hun leerlingen eerder op een uniforme manier benaderden, komt onder andere door de minimumleerplannen, zegt Hans De Volder. Hij is directeur van de Kunstacademie van Beveren. “Die leerplannen en het eraan gekoppelde repertoire binnen het domein muziek waren te rigide. Iedereen moest door dezelfde tunnel. Ook de pianist met dyslexie die niet klaar was voor het polyfone van Bach, moest op dat ene specifieke moment Bach spelen voor een jury. Dan kwam soms de frustratie. En vervolgens de uitval. Het nieuwe decreet opent deuren en zorgt ervoor dat er gerichte aandacht moet en kan zijn voor de realiteit.”
Over intakegesprekken en klaspodia
Wat doen jullie al om te differentiëren?
Hans De Volder: “Leerlingen die onzeker worden voor een publiek, zetten we niet meer op het podium van een cultuurcentrum. Die sterven daar. Het enige wat je dan bereikt is dat ze afhaken. Wij werken op school nu vanuit de gedachte ‘Het ene podium is het andere niet.’ Ook de klasvloer kan een podium zijn waar je elkaar feedback kan geven. Daar zijn ook veel volwassenen blij mee. Die komen meestal niet naar de academie om concertpianist in deSingel te worden. Ze willen met muziek bezig zijn, rustig thuis spelen in een veilige omgeving. Ook voor hen werkt de nieuwe aanpak beter.”
Katrien Struyven: “Je moet voldoening uit het leren halen. En dan heb ik het echt niet over ‘pret’-pedagogiek. Leren mag je uitdagen, mag met momenten moeilijk of frustrerend zijn. Het is echter belangrijk dat je vooruitgang ervaart en voldoening puurt uit opeenvolgende inspanningen en successen. Het is van succeservaring naar succeservaring dat leerlingen motivatie puren en tot volle groei komen.”
Hans De Volder: “We starten nu ook het schooljaar met een intakegesprek. Dat is het startpunt van differentiatie. We staan stil bij de beginsituatie en spreken de wederzijdse verwachtingen uit. Wat verwacht de leerling en hoe koppelen we daar onze doelstellingen aan? Dat leggen we vast. Bij jonge kinderen zijn de ouders daarbij aanwezig.”
Katrien Struyven: “Als je daar aansluiting kan vinden met de leefwereld, talenten, interesses van het kind, dan kan je een sterk parcours neerzetten nog voor je met niveauverschillen rekening houdt. Dat laatste heeft geen zin als je die aandacht van leerlingen niet mee hebt. Het verschil in interesses is daarom het eerste verschil om naar te kijken. Alle leren start met motivatie.”
Expertise bijeenschrapen
Op welke moeilijkheden botsen dko-leraren nu als het over differentiatie gaat?
Hans De Volder: “We merken dat veel leraren vasthouden aan de leerling-meester-relatie. Daar is voor alle duidelijkheid niets mis mee. Die laat heel gemakkelijk toe dat je je sterk focust op de specifieke leersituatie van dat ene individu. In een groepsgerichte context zie je sommige leraren nog worstelen. Ze hebben zelf altijd heel individueel of frontaal les gekregen en nemen dat voorbeeld mee naar hun eigen lespraktijk. Het heeft ook te maken met hoe de lerarenopleiding hen klaarstoomt en hoe sterk die inzet op het gebruik van verschillende werkvormen.”
Katrien Struyven: “In de lerarenopleidingen is er al een omslag. Meer en meer zit differentiatie vanaf dag 1 in de opleiding tot leraar. Het vertrekpunt voor een les en leeractiviteit is steeds vaker ‘Wat heeft een leerling nodig om tot meer leren te komen?’”
Hans De Volder: “Nu schrapen we ook met de bluts en de buil expertise bijeen. Er zijn geen middelen voor, maar het wordt wel meegenomen in een doorlichtingstraject. Ook de professionalisering moet er dus op focussen. Bovendien hebben we een instroom van kinderen die zich in het regulier onderwijs niet goed voelen. ‘Eens kijken wat ze in een artistieke omgeving doen,’ wordt dan gezegd. Soms werkt dat heel sterk, maar soms is het ook moeilijk, omdat de expertise ontbreekt. Bovendien vindt de ene leraar dat nieuwe kader met al z’n mogelijkheden echt een speeltuin, terwijl de andere geen flauw idee heeft hoe ermee aan de slag te gaan.”
Er is dus ook zoiets als ‘differentiëren onder leraren’?
Katrien Struyven: “Zeker. Dat vind ik zelf de grootste meerwaarde: er zijn 101 manieren om differentiatie te realiseren. Elke leraar kan het naar zijn hand zetten en keuzes maken die voor hem of haar comfortabel voelen. Het is daarbij belangrijk om binnen een team de communicatielijnen open te houden vanuit de idee ‘Hoe doe jij dat? Hm, sterk, dat kan ik ook gebruiken.’”
Hans De Volder: “Dat proces zat niet ingekapseld in onze manier van werken. Een vakvergadering ging vroeger over praktische zaken, veel minder over inhoud. Dat laatste zetten we nu wel centraal. In het begin was dat heel bedreigend. Het was alsof leraren zichzelf ineens moesten blootgeven. Maar stilaan krijgen we een debatcultuur over inhoudelijke zaken die ertoe doen en minder over peanuts.”
Katrien Struyven: “Ook in de klas zijn zulke processen belangrijk: laat leerlingen aan elkaar tonen wat ze kunnen. Zo inspireren ze elkaar met eigen interesses. Dat betekent niet dat je je als leraar beperkt tot wat leerlingen al kennen, dat je enkel met bestaande interesses werkt. Differentiëren houdt ook in dat je nieuwe interesses wekt.”
Hans De Volder: “Daarom is het de taak van de leraar om te zeggen: ‘We halen je eens uit je comfortzone en geven je een nieuwe uitdaging.’ Het is niet omdat Bach niet meer moet, dat het niet meer mag. Het blijft geweldige leermaterie en muziek. Het wederzijds prikkelen vind ik in deze geest zo belangrijk. Leerlingen nieuwsgierig maken zodat ze thuis zaken opzoeken, ermee experimenteren. Hen in zo’n onderzoeksdynamiek brengen was vroeger not done.”
De klas als sociaal gegeven
Welke andere misverstanden over differentiatie wil je nog graag de wereld uit helpen?
Katrien Struyven: “Als leraren het over moeilijkheden bij differentiatie hebben, liggen er vaak misvattingen aan de basis. ‘Het vraagt zo veel werk. In plaats van lessen te plannen voor een klas, moet ik nu voor individuele leerlingen dingen aanpassen.’ Ik zie leraren vastlopen als ze met verschillende leermaterialen beginnen te werken. Dat is niet meer te overzien en dan vergaloppeer je jezelf. Een gedifferentieerde klas is niet hetzelfde als geïndividualiseerd onderwijs. Bij binnenklasdifferentiatie moet je geen aanpassingen op het niveau van individuele leerlingen doen. Wat je wel doet, is vanuit de drie verschillen zorgen voor een gevarieerde en flexibele leeromgeving waarin elke leerling zijn gading vindt en leerlingen ook van elkaar leren.
Soms zie ik ook leraren die continu met niveaugroepen werken. Via een pre-assessment bepalen ze dan het niveau van leerlingen om vervolgens op drie niveaus les te geven. In het begin gaat dat nog, maar al snel ontstaan er verschillende snelheden. Uiteindelijk sta je dan als leraar voor drie klassen in één les. Dit leidt ook tot stigma’s over die leerstatus, terwijl het maar een van de drie verschillen in leren is. Behoud niveaugroepen voor die inhouden waarvoor het noodzakelijk is. En varieer daarnaast in je groepen. Gebruik regelmatig heterogene groepen, groepeer eens op basis van interesses, laat keuzes naar de manier waarop er geleerd wordt. Dat werkt fijner en de klas blijft een klasgroep.”
Hans De Volder: “Het sociale leven in een klas is heel belangrijk. Trek je dat uit elkaar, dan ben je geen school, geen klas meer aan het maken. We werken vaak individueel, maar proberen ook heel wat projecten samen te organiseren. Wat een leerling individueel leert, krijgt zo een plek in grotere groepen en formaties, in andere contexten en cross-overprojecten. Die zaken willen we meer inbedden in onze schoolcultuur.”
Je hoeft de lat niet te verleggen
Leraren liggen wakker van het kwaliteitsverlies. Ze denken dat door te differentiëren de lat omlaag gaat. Is dat zo?
Hans De Volder: “Waarom zou je de lat anders leggen voor een leerling die er wel over kan? Nu kan je zelfs volledig excelleren met een leerling. Of misschien durf je een moeilijke studie nu net wel te geven aan die ene leerling omdat de veilige concertomgeving het toelaat om berekende risico’s te nemen? Hij zal niet afgerekend wordt met een cijfer, maar nuttige feedback krijgen om daarna verder te werken."
Katrien Struyven: “Differentiatie gaat over ‘Teaching up’, omdat je ernaar streeft om elke leerling zoveel mogelijk te laten groeien. Het streefniveau ligt uiteraard ‘ergens’. Wat vooral belangrijk is, is dat wie boven die lat zit ook nog wordt uitgedaagd. En dat wie eronder zit, voldoende ondersteuning en uitdaging krijgt om stappen vooruit te zetten. In een aanpak gericht op die ene lat zullen net deze leerlingen afhaken met aandacht geven tijdens de les.”
Hans De Volder: “Eigenlijk ligt er geen geijkte lat meer. Iedereen heeft zijn eigen parcours en snelheid, verwerkingsmanier en context. We zoeken daarin het evenwicht tussen ‘dit is een school waar we leren’ en ‘ontspannende musiceervreugde’. We bespreken bijvoorbeeld wat iemand na twee jaar les minimum moet kunnen. Je moet immers ook afspraken kunnen maken met een leerling die thuis niet oefent. En ouders moeten weten dat er een duidelijk engagement tegenover staat. Zij moeten hun kind motiveren om thuis te oefenen terwijl wij werken aan een veilig en positief leerklimaat en daarnaast het hoogste durven te verwachten van de leerlingen.”
Katrien Struyven: “Vandaar dat er in de definitie staat: met als doel het maximale te realiseren. De ‘sky is de limit’ zolang die leerling in een positief groeiproces meegaat. Als leraar blijft het belangrijk om te weten wat je met je groep wil bereiken. Wat is realistisch, haalbaar? Hoe kan ik de ene uitdagen, de andere ondersteunen? Om te kunnen differentiëren moet je toolbox met didactische werkvormen goed gevuld zijn.”
Hans De Volder: “Dat is bij ons nog een werkpunt. Leraren zetten nog te vaak dezelfde plaat op en hanteren voor iedereen dezelfde studiemethode en werkvorm, ook al werkt die voor bepaalde leerlingen niet. Ik zie wel een kentering: leraren gaan vaker op zoek naar nieuwe insteken en leren daarin van elkaar.”
Heb je nog starterstips voor wie er morgen wil invliegen?
Katrien Struyven: “Denk als leraar niet dat je de enige bent die hulp kan bieden. Laat leerlingen ook van elkaar leren, laat hen zelf dingen ondervinden, werk geleidelijk hulpinstrumenten uit. Er zijn veel bronnen die leerlingen kunnen helpen. Als leraar vertrek je ook gemakkelijk vanuit je eigen referentiekader: ‘Wat voor mij werkt, zal voor anderen ook wel werken.’ Die blik moet je kunnen loslaten. Er zijn er die graag bewegen, anderen zitten liever rustig. Er zijn er die graag individueel denken, anderen liever in groep. Kijk dus met een open blik naar je klas, naar al die leerlingen. Dat geeft je zin om te differentiëren en dan merk je dat het effectief een verschil maakt. Maar vooral: blijf af van alles wat al goed werkt. Vaak zitten daar al elementen van differentiatie in.”
Tip van Katrien Struyven
Spring verder met Universal Design of Learning (UDL)
Een leeromgeving die flexibel is en variatie biedt, komt tegemoet aan de verschillende noden van leerlingen en betekent dus een ‘fit’ voor iedereen. Daar draait ook UDL om. Struyven: “Waar differentiatie zegt One size doesn’t fit all en nadenkt over Hoe kunnen we omgaan met verschillen? stelt UDL One size does fit all als je die maat maar breed en flexibel genoeg denkt. Neem prikkelgevoeligheid. Een stille hoek en hoofdtelefoons kunnen zinvol zijn voor leerlingen met én zonder autisme. Dat laat differentiatie toe, maar vergroot ook de toegankelijkheid van de leeromgeving. Als je zulke basisprincipes integreert, dan wordt de leeromgeving toegankelijker voor meer leerlingen met problemen. Op die manier hoef je als leraar geen specialist te zijn in élk leerprobleem.”
Tip van Hans De Volder
De documentaire ‘The secrets to Scandinavian Innovation in Education’
“Die toont onder meer hoe er in Scandinavië procesgerichte gewerkt wordt. Leerlingen die excelleren in iets, oefenen zich in het uitleggen aan kinderen die het moeilijker hebben. Zo sluipen de verschillende niveaus constant door elkaar. Dat vind ik ongelooflijk sterk. Het is inspirerend voor het groepsgericht werken.”
Bio Hans De Volder (56)
- Directeur van de Kunstacademie van Beveren
- Erevoorzitter van de Vereniging Directies Podiumkunsten (VerDi)
- Altviolist
- Onderwijskundig stokpaardje: gerichter werken met de mogelijkheden van alle leerlingen
Bio Katrien Struyven (41)
- Hoofddocent aan UHasselt en de VUB
- Onderwijskundige
- Onderzoeksmatig met didactiek bezig
- Passie voor ‘het didactisch spel dat de leraar speelt met leerlingen in de klas ’
- Onderwijskundig stokpaardje: differentiatie