Kinderen scoren goed op testen lezen en luisteren aan het einde van de basisschool
Persmededeling Kabinet Vlaams minister van Onderwijs en
Vorming
10 maart 2008
89% van de leerlingen uit het zesde leerjaar bereiken de eindtermen begrijpend lezen. 87% van de zesdeklassers doen het even goed voor de eindtermen luisteren. Deze uitstekende resultaten blijken uit de peiling Nederlands die eind vorig schooljaar bij 3000 leerlingen werd afgenomen. De peiling wijst uit dat de meeste scholen heel effectief bezig zijn met taalonderwijs. De verschillen tussen de 105 deelnemende scholen zijn relatief beperkt. Of een kind bv. anderstalig is, graag leest en of er thuis veel boeken gelezen worden, bepaalt wel mee het resultaat van de lees- en luistertoetsen.
Scholen die niet deelnamen aan de peilingen kunnen voor het eerst via paralleltoetsen nagaan in welke mate hun leerlingen de onderzochte eindtermen beheersen. Dit kan een nuttig instrument zijn voor zelfevaluatie. De paralleltoetsen zijn vergelijkbaar met de peilingtoetsen maar ze worden door de school zélf afgenomen en geëvalueerd. Ze geven scholen een idee welk resultaat ze zouden bereikt hebben met hun leerlingen indien ze aan de officiële peiling zouden deelgenomen hebben. Zoals voor de peilingtoetsen kunnen scholen het resultaat ervan hanteren als een belangrijk element voor het opzetten van een doordacht taalbeleid op school.
Met de peiling begrijpend lezen en luisteren wil minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke nagaan of de leerlingen de eindtermen voor Nederlands bereiken die 10 jaar geleden door het Vlaamse Parlement zijn vastgelegd. Voor dit onderzoek werd een representatieve steekproef van 105 lagere scholen genomen. De peiling geeft op die manier een betrouwbaar beeld van de toestand over heel Vlaanderen. 3000 leerlingen kregen gedurende één dag zowel lees- als luistertesten. De luistertoetsen verliepen aan de hand van beeld- en geluidfragmenten. Daarnaast vulden de kinderen, hun ouders en leraren een vragenlijst in. Omdat taalbeleid zo hoog op de agenda staat van Frank Vandenbroucke, hecht hij bijzonder veel belang aan deze peiling en de verdere bespreking en opvolging ervan.
De resultaten voor begrijpend lezen liggen volledig in de lijn van de vorige peiling in 2002. Toen haalde ook 89% van de leerlingen de eindtermen lezen. Voor het luik luisteren is geen vergelijking mogelijk: deze eindterm kwam in vorig onderzoek niet aan bod. Vandenbroucke vindt het belangrijk dat “leren luisteren” ook veel aandacht krijgt in het taalbeleid van scholen: goed zijn in “luisteren” is immers belangrijk voor het verwerven van alle andere eindtermen.
Opvallend is ook dat de resultaten voor lezen en luisteren overeenstemmen met het oordeel van de leerkrachten van de ondervraagde kinderen. Los van de peilingtoetsen oordeelden zij dat 88% van hun leerlingen de eindterm lezen en 89% van de leerlingen de eindterm luisteren bereiken.
Bij een dergelijke peiling is het belangrijk te achterhalen of de resultaten
afhangen van bepaalde factoren. Het zou kunnen dat de school of de klas waar het
kind zit het resultaat bepaalt of dat de prestaties afhangen van de
thuissituatie van het kind.
In de peiling blijken de verschillen op schoolniveau relatief beperkt. Bij
luisteren hangt 20% van de prestatieverschillen tussen leerlingen samen met de
school waar ze naartoe gaan. Voor lezen is dat 10%. In de scholen met meerdere
klassen van het zesde leerjaar zijn er weinig verschillen tussen de klassen. De
schoolverschillen hangen voor het grootste deel samen met de verschillen in
leerlingenpubliek. Scholen met veel GOK-leerlingen scoren gemiddeld lager.
Factoren die een rol spelen zijn bv. of het kind op leeftijd zit, of het
anderstalig is, wat de sociaal-economische situatie is van het kind. Ook
leesplezier en de mate van leescultuur binnen het gezin beïnvloeden mee de
resultaten. Maar dat ook scholen met een minder begunstigd leerlingenpubliek
goede prestaties kunnen neerzetten, bewijst de school met de beste gemiddelde
score voor luisteren. Dat is een school met meer dan de helft anderstalige
kinderen, veel zittenblijvers en relatief veel leerlingen van laaggeschoolde
ouders.
Na de bekendmaking van de resultaten van deze peilingtoets organiseert minister Vandenbroucke tot einde mei een consultatieronde bij een ruime groep vertegenwoordigers uit het onderwijsveld. Al hun meningen, opmerkingen en voorstellen vormen nadien de input voor een open conferentie over de peilingresultaten, waar het onderwijsveld kan laten horen welke bijsturingen ze wenselijk en haalbaar acht. De minister wil op die manier met alle betrokkenen zoeken naar hefbomen om de kwaliteit van het Vlaamse onderwijs te behouden en nog te verbeteren.
Minister Vandenbroucke wil met het systeem van peilingen niet alleen de overheid van informatie voorzien, maar ook scholen leerkansen bieden. "Het beleid heeft nood aan betrouwbare landelijke gegevens over de leerprestaties van leerlingen. Alleen zo kunnen we inhoudelijk en op het vlak van kwaliteit een duidelijke koers bepalen. Maar deze peilingen zijn minstens even belangrijk voor de scholen zelf. Zij kunnen maar op een krachtige manier doelen stellen en nastreven, als we hen de middelen geven om te kijken waar ze staan."
Persmap met samenvatting Peiling begrijpend lezen en luisteren (pdf, 27 p.)
Meer info op de site Curriculum