Te gast bij de raad van bestuur van directeursvereniging Codibel
Door Jeroen Permentier
Een vergaderzaaltje in de Ravensteingallerij in Brussel. Acht directeurs werken samen aan de planning van de Codibel-dag in de Verbeke Foundation. Dit is de raad van bestuur van Codibel, de directeursvereniging van de academies beeldende en audiovisuele kunsten. Het is duidelijk dat de leden goed op elkaar ingespeeld zijn. Gesprekken meanderen, een zijsprong kan een belangrijk onderwerp worden. Niemand steekt zijn vinger op om het woord te vragen. Na een tijdje valt het mij op dat er ook niemand stil op de achtergrond blijft. Directeurs beeldende kunst praten graag met elkaar, en houden niet vast aan protocol.
“Het nieuwe dko-decreet heeft ons dichter bij elkaar gebracht,” zegt Annemie Verbeek, directeur van de SLAC/Beeldende en Audiovisuele Kunst in Leuven, en woordvoerder van Codibel. “Tot een vijftal jaar geleden werd Codibel bestuurd door voorzitters en een dagelijks bestuur. Vandaag neemt de raad van bestuur als geheel de rol van voorzitter op. De gesprekken zijn breder, en de vereniging is transparanter geworden. Wij werken als een coöperatieve.”
Reflecteren op de praktijk
De Codibel-dag krijgt langzaam vorm. Welke technische mogelijkheden heeft de Verbeke-Foundation? Hoe stellen we onze eigen werking voor? Kunstenaar Paul De Vylder zal een keynote geven.
“Nodigen we ook directies van de nieuwe kunstacademies uit die geen lid zijn van Codibel?” Uiteindelijk besluit de raad van bestuur om hen alvast bij provinciale activiteiten uit te nodigen. Zo kunnen academies die uit de traditie van de podiumkunsten komen de beeldende kunst beter leren kennen.
De Codibel-dag wordt een informele ontmoeting, waar de organisatie een aantal ideeën over kunst presenteert. Zo kunnen de academies reflecteren op hun eigen artistiek-pedagogische praktijk. Codibel werkte samen met OVSG een leerplan uit voor de academies beeldende kunst. “Wij hebben het leerplan opgesteld, we kennen het vanbinnen en vanbuiten,” zegt Jean-Marie Byttebier van de Academie Waasmunster. “Sommige collega’s kunnen wel wat meer ondersteuning gebruiken, een paar tips and tricks om van dit leerplan een jaarplan te maken, en uiteindelijk sterk onderwijs.”
De leden van Codibel gaan ook regelmatig bij elkaar op bezoek. Jury’s zijn een goede gelegenheid om elkaar te spreken over onderwijspraktijk en pedagogische visie. Daarnaast heeft Codibel ook tal van werkgroepen: over de leerplannen, over de nieuwe studierichtingen die je kan organiseren dankzij het nieuwe decreet, maar ook over veiligheid en gezondheid op het werk.
“We wisselen informatie uit op Vlaams en lokaal niveau, en werken inhoudelijk mee aan pedagogische studiedagen,” zegt Annemie. “Maar we doen ook aan belangenbehartiging. We proberen consensus te vinden over belangrijke zaken, en gaan de dialoog aan met de overheid en de politiek.”
Burn-out
Ook op een ander vlak hebben directeurs elkaar nodig. Een collega zit thuis met een burn-out. Dit komt regelmatig voor onder directeurs, ook in het dko. “Het is echt een zware job,” zegt Carl Segaert, directeur van de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten Roeselare. “Je moet omzien naar je personeel, je bestuur en je leerlingen. Je zet in op kwaliteitsvol onderwijs. Tegelijk ben je er verantwoordelijk voor dat alle informatie klaarligt voor de verificatie en de inspectie. Collega’s van grote academies geven soms de indruk dat alles op wieltjes loopt. Daar sta je dan, als beginnend directeur.”
Annick De Zutter van de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst Oudenaarde gelooft sterk in intervisiegroepen. “Dat organiseer je lokaal, en bottom-up. De mensen moeten elkaar vinden, er ontstaat een spontane dynamiek. Het is kwetsbaar. Een groepje waar ik zelf in zat, gleed af naar info-sharing in de aanloop naar de invoering van het nieuwe decreet. Maar dat is oké. Je moet gewoon alert zijn om nieuwe mensen uit te nodigen.”
Wat is er nodig om zo’n intervisiegroep op te richten? Heb je een budget nodig voor externe begeleiding? “Neen, helemaal niet. Als je het te veel structureert lukt het niet. Het enige wat je plant zijn een aantal data die iedereen probeert vrij te houden. Belangrijk is ook dat intervisie niet dient om informatie uit te wisselen. Gewoon het rondje doen: hoe gaat het met je academie? Waar loop je tegenaan? Zorgen en problemen uiten. Een directeur moet zich veilig voelen.”
Annemie vult aan: “Waar het deeltijds kunstonderwijs het meest nood aan heeft, is een middenkader in elke academie. De directeur staat nu nog alleen. We hebben hulp nodig bij de administratie, maar ook op artistiek-pedagogisch vlak, als brug tussen de directiekamer en het atelier.”