Persbericht kabinet Vlaams minister van Onderwijs, 6 december 2016
Voor wiskunde zijn de Vlaamse 15-jarige leerlingen absoluut Europese top. Dat blijkt uit de Vlaamse resultaten van PISA 2015 die vandaag door Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits en de Universiteit van Gent zijn voorgesteld. Ook voor leesvaardigheid en wetenschappen scoort Vlaanderen internationaal nog altijd sterk. Er is wel een duidelijk verschil tussen de hoog- en de laagpresterenden in Vlaanderen. Dat aantal laagpresterenden ligt op ongeveer 1 op 6. Dat is een belangrijk aandachtspunt. De resultaten geven aan dat de richting die de Vlaamse Regering kiest om het secundair onderwijs te moderniseren, de juiste is.
Het onderzoek
Op initiatief en onder coördinatie van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) worden er sinds 2000 driejaarlijks internationaal vergelijkende toetsen afgenomen in leesvaardigheid, in wiskunde en in wetenschappen. Vandaag worden wereldwijd de eerste resultaten van PISA 2015 (Programme for International Student Assessment) bekend gemaakt. Deze keer staat wetenschappen in de kijker. In het voorjaar van 2015 legden in 72 landen zo’n 540.000 leerlingen deze toetsen af; onder hen ook 5.675 Vlaamse 15-jarige leerlingen uit 175 scholen. Het gaat om 15-jarigen die, afhankelijk van hun studievoortgang, in verschillende studiejaren les volgen.
De resultaten
In wiskunde blijken de Vlaamse leerlingen absolute Europese top: enkel Estland en Zwitserland houden gelijke tred. Er zijn 6 Aziatische landen die hoger scoren dan Vlaanderen. Onder onze buurlanden vinden we voor wiskunde geen concurrenten en ook sterke onderwijslanden landen als Finland en Polen scoren beduidend minder goed dan Vlaanderen.
In leesvaardigheid scoren wereldwijd slechts 6 landen – waaronder Ierland, Estland en Finland –hoger dan Vlaanderen. We verankeren ons zo internationaal stevig in de subtop in het gezelschap van landen zoals Duitsland, Polen, Slovenië en Noorwegen. Buurlanden zoals Nederland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Luxemburg laten we achter ons. Meisjes doen het beter dan jongens op vlak van leesvaardigheid.
Voor wetenschappen scoren wereldwijd 9 landen beter dan Vlaanderen. Estland en Finland zijn de Europese landen die het beter doen. Landen zoals het Verenigde Koninkrijk, Slovenië en Duitsland houden gelijke tred. Ook hier behoort Vlaanderen tot de internationale subtop. Onze buurlanden Nederland, Frankrijk en Luxemburg doen het beduidend minder goed dan Vlaanderen. Jongens doen het beter dan meisjes op vlak van wetenschappen.
De trends
Onderzoeksprojecten zoals PISA geven niet enkel een beeld van wat zich vandaag voordoet, maar geven tegelijk de kans om trends waar te nemen. Zo zien we dat Vlaanderen voor wiskunde ondanks zijn sterke score in de periode 2003-2015 een daling kende, die ook al uit de vorige edities van PISA bleek. Voor leesvaardigheid blijven de Vlaamse leerlingen ten opzichte van 2009 op hetzelfde peil. Voor wetenschappen is er ook een lichte daling van de gemiddelde score sinds 2006. Het zijn trends die in heel veel landen worden vastgesteld.
Laagpresteerders zijn de groep van leerlingen die scoren onder niveau 2, vaak omschreven als het minimale niveau om in de maatschappij goed op eigen benen te kunnen staan. Bij wetenschappen (het hoofddomein van deze editie) vertoont het aandeel laagpresteerders een stijging ten opzichte van de vorige focus in 2006: van 11,6% naar iets meer dan 17%. Het aandeel hoogpresteerders (niveau 5 of hoger) blijft stabiel. Als we de evolutie van de gemiddelde score bekijken per onderwijsvorm, stellen we vast dat de duidelijke dalingen zich voordoen in TSO en BSO.
Deze trends vertonen zich niet enkel in Vlaanderen. In Nederland tekenen zich bijvoorbeeld vergelijkbare evoluties af, ook met betrekking tot de laagpresteerders. In Finland is de dalende trend voor wiskunde en wetenschappen zelfs het grootst van alle deelnemende landen. De uitdagingen stellen zich dus duidelijk in vele landen.
De laagpresteerders
De toename van de groep leerlingen die niveau 2 niet bereiken is zorgwekkend. Voor zowel wetenschappen, wiskunde als lezen gaat het in 2015 om zo’n 17% van de 15-jarige leerlingen in Vlaanderen. De resultaten van de peiling PAV (Project Algemene Vakken) bij de laatstejaars BSO uit 2013 wezen al in diezelfde richting. Te veel leerlingen slagen er niet in om basisgeletterdheid en -gecijferdheid te verwerven.
Deze nieuwe resultaten raken één van de kernen van de geplande modernisering van het secundair onderwijs en het eindtermendebat: over welke competenties dienen de leerlingen minimaal te beschikken? Ook de EU volgt deze evoluties nauwgezet op en neemt het aandeel laagpresteerders expliciet mee als indicator binnen EU2020. Streefdoel is minder dan 15% van de leerlingen onder niveau 2. Vlaanderen haalt net, zoals de overgrote meerderheid van Europa, in PISA 2015 voor alle domeinen deze lat niet.
Grote verschillen
Een aandachtspunt zijn de relatief grote verschillen tussen de resultaten van de Vlaamse leerlingen. Dat geldt zowel voor het verschil tussen de sterkste en de zwakste leerlingen als voor de verschillen naargelang de socio-economische thuissituatie, de thuistaal en de migratiestatus van leerlingen. Als leerlingen thuis geen Nederlands spreken, scoren ze minder in PISA. Het belang van een goede kennis van de onderwijstaal wordt daarmee nogmaals onderstreept.
Deze grote heterogeniteit van de prestaties en de systematische samenhang tussen prestaties en leerlingenkenmerken is al langer een pijnpunt in Vlaanderen. In het verleden werden verschillende maatregelen genomen om dit te verhelpen. Deze nieuwe PISA-resultaten bevestigen de noodzaak blijvend en doelmatig te investeren in de meest kwetsbare doelgroepen.
Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits: “Deze resultaten tonen eerst en vooral aan dat we trots mogen zijn op ons Vlaamse onderwijs. Zowel op wiskunde, wetenschappen als leesvaardigheid scoren we internationaal sterk. Tegelijkertijd wijzen de resultaten op een aantal aandachtspunten die we krachtig moeten aanpakken. Ze onderstrepen het belang van het consequent uitvoeren van de modernisering van het secundair onderwijs: een sterkere algemene vorming, de inzet op basisgeletterdheid en de getrapte studiekeuze. Het inschrijven van differentiëring in de eerste graad zal ervoor zorgen dat leerlingen die extra hulp nodig hebben die zullen krijgen, maar tegelijkertijd zullen hiermee sterkere leerlingen extra uitgedaagd worden. Zo krijgt elke leerling de kans om haar of zijn talenten te ontdekken en te ontwikkelen.